Vordering Vogelbescherming tot ontpoldering van Hedwigepolder afgewezen

06-06-2014 - Het Haagse gerechtshof heeft op 3 juni 2014 in hoger beroep de vordering van de Vogelbescherming tot ontpoldering van onder meer de Hedwigepolder afgewezen.
Het hof heeft geoordeeld dat het aan de Staat is om te bepalen op welke manier en wanneer maatregelen op grond van de Habitatrichtlijn getroffen moeten worden.
Vogelbescherming meent dat de Staat op korte termijn tot de ontpoldering verplicht is. Daarbij baseert zij zich op de Habitatrichtlijn, het Scheldeverdrag met Vlaanderen en door de Staat gewekt vertrouwen. Het hof verwerpt deze argumenten.
De Habitatrichtlijn verplicht de Staat om passende maatregelen voor het behoud van het milieu in de Westerschelde te nemen. De Staat heeft daarbij wel grote vrijheid bij het bepalen van de inhoud en het tijdstip van het nemen van de maatregelen. Volgens het hof staat op dit moment nog niet vast dat er geen alternatieven zijn voor de ontpoldering of voor de door de Vogelbescherming gewenste maatregelen.
Het hof is van oordeel dat Vogelbescherming geen rechten kan ontlenen aan het Scheldeverdrag. Dergelijke rechten zijn uit de doelstelling van het Scheldeverdrag niet af te leiden. Dat verdrag ziet slechts op de uitvoering van een afspraak tussen Nederland en Vlaanderen over een te realiseren maatregelenpakket (de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium) en de kostenverdeling daarbij.
Ook van schending van gewekt vertrouwen is volgens het hof geen sprake. In een democratie als de Nederlandse staat het recht er in beginsel niet aan in de weg dat de regering terugkomt op eerder genomen beslissingen bij een kabinetswisseling of bij gewijzigde politieke inzichten in regering of parlement. De Staat heeft aan Vogelbescherming geen toezeggingen gedaan die dat anders maken.